Niet meer bang voor de dood. Dat zou mijn leven zoveel makkelijker maken. Koortsachtig zoek ik naar oplossingen die mij een zorgeloos gevoel kunnen geven vol vertrouwen in het onbekende. Maar het lukt me nauwelijks. Hoe kan ik deze angst een eigen dood laten sterven? “Dankzij de dood heeft het leven eeuwigheidswaarde”, spreek ik mezelf toe. Een prachtige volzin waar mijn poëtische geest gelukkig van wordt, maar het beklijft niet. Mijn hart slaat ervan over en zoekt razendsnel een uitweg naar alles wat de sterfelijkheid ontwijkt.
Soms heb ik het idee dat ik me té jong bewust ben geworden van mijn vergankelijkheid.
Het zorgeloze bestaan, dat je tot je ‘midlife’ op weg helpt om de grootste verlangens te ontcijferen, zou het leven een vrolijke glans moeten geven. Maar het vervloekte ‘aftellen’ begon al rond mijn vijfentwintigste. Ik kan niet exact benoemen waarom ik juist tóen die vervroegde bewustwording meemaakte. Ik weet alleen dat het een overdonderende eenzame en ongelukkige periode was waarin ik het gevoel had nergens aansluiting te kunnen vinden. Bovendien werd ik niet veel later fysiek stil gelegd door een longziekte die er voor zorgde dat ik letterlijk niet meer op eigen benen kon staan. Het leven ging door, maar ik deed niet meer mee.
Desondanks hield het aardse mij op de been..
Dat was ook het moment waarop ik mij realiseerde dat de kracht van leven vele malen groter is dan ikzelf ooit voor mogelijk kon houden. Ons plekje op aarde is geen ‘vanzelfsprekendheid’. Het is niet zomaar een ‘gegeven’ dat we leven. De wereld is een magisch tafereel. Dankzij de ontkieming in mijn ziel ben ik uiteindelijk stapje voor stapje uit mijn dal geklommen (en niet te vergeten een allesomvattende combi van reizen, therapieën en zoveel meer).
Mijn bewustwording groeide, net als het sluimerende beetje hoop dat ik van binnen koesterde.
Het leven moest een eervol podium zijn, ongeacht de eindigheid ervan. Hoe dan ook, het lukte me niet om mijn vrezen voor de dood weg te poetsen. Tegelijkertijd kwam ik wél tot het inzicht dat ik deze doodsangst onder ogen moest komen. Pas dan zou de dood een verlegen gezicht krijgen.
Onlangs dacht ik opnieuw na over de belofte van het leven.
Ik mijmerde over klein avontuur dat het leven verrassend kan maken zoals een spontane reis naar een onbekende stad, je uitleven op nieuwe hobby’s, het opzoeken van oude bekenden. Ik kwam erachter dat ik deze kleine reizen naar mijn hart de laatste jaren stelselmatig had vermeden en een veilig cocon om me heen had gebouwd.
Ik moest mezelf weer in beweging brengen, mensen opzoeken en mijn vleugels opnieuw uitslaan.
En ik moest vaarwel zeggen tegen een ‘andere angst’, mijn vliegangst. Een hardnekkig monster dat inmiddels is uitgegroeid tot een angst voor de angst. En dus beloofde ik mijn vriend dat ik voortaan weer zou vliegen, ongeacht de afstand, medereizigers of wat dan ook. In gedachten had ik er nog wel moeite mee. Want, wat als dat vliegtuig nou toch? En mijn zoontje niet bij me zou zijn… Het is reuze veilig, maar je zal maar?
Ineens wist ik wat me te doen stond.
Iets wat ik jaren geleden als tiener al eens had gedaan, toen ik zonder mijn ouders een vliegtuig instapte: een brief schrijven aan de dierbaren thuis; om alvast te laten weten dat het niet erg is als ik er fysiek niet meer ben; dat zij dan vooral dóór moeten gaan met leven. Mijn toenmalige briefje had de strekking: heb geen zorgen als me iets overkomt, want dan ben ik er zelf toch niet meer. Heel praktisch dus. Maar de brief die nu in gedachten verscheen, verbond zich rechtstreeks met alles wat mij gelukkig maakt.
Het zou een brief worden die iedere dag betekenis kon hebben.
Ook als ik níet in een vliegtuig zit. Maar juist als ik gewoon thuis ben of onderweg. Mijn lichaam begon te bruisen en de boodschap van mijn ziel kreeg een heldere stem. Het begon er zelfs op te lijken, dat ik niet meer doodsbang hoefde te zijn…
Ik liet mijn gedachten over dit alles enige tijd rusten. Zodra ik er klaar voor was, zou ik het op papier zetten. Heel voorzichtig. Vol geduld. En schrijven totdat mijn gevoel me zou zeggen dat het goed was.
En toen, na een tocht naar het diepste van mezelf, kwamen de woorden bij elkaar:
Haal diep adem en laat het leven gaan. Jouw ik; mijn ziel. Te voelen, te horen en zien in alles wat jou raakt. Ik zal nooit verdwijnen. Nooit. De wolken die jou een geborgen gevoel geven, de zon die je huid verwarmt, de maan die jou in de duisternis op weg helpt en de wind die je draagt waar je heen wilt gaan, daar zal ik altijd zijn.
Het leven zorgt ervoor dat ik jou mag raken, mijn verhalen kan delen en mijn intense blijdschap mag uiten. De dood zal dat nooit veranderen. Want alles dat door mijn hart is geraakt, is versmolten met jouw ziel.
Waar ik ook ben – en wat de reden daarvoor ook gaat zijn – alles wat ik ben, is altijd te zien in de ziel van het leven dat ik heb beroerd. Ik ben onvoorwaardelijk diep verankerd in alles wat in beweging is. Laat je daarom meevoeren vanuit je ziel en houd je hart áltijd open. Want daar ben ik.