Ik keek er naar uit en was er bang voor tegelijk. Inmiddels ben ik zijn vrouw en weten zowel de staat als de kerk dat ik getrouwd ben. Mevrouw Van Hooijdonk, serieuzer wordt het niet…
In Venetië, bij een klein restaurantje vlak naast het San Marcoplein, daar zag ik mijn ring voor de eerste keer.
“Wil je mijn naam dragen”, vroeg hij mij.
We zaten dichtbij elkaar in het donkere hoekje van een knusse Italiaanse bar. “Zit je wel op je knieën?” vroeg ik vanwege mijn behoefte aan ridderlijke bravoure. “Ja, dat lukt me nog net.” Dit was Andrew, onhandig gehurkt vanwege zijn lengte, licht bezweet van de zenuwen en inspanning, en tegelijkertijd stoerder en charmanter dan ik me wensen kon.
Want deze man geloofde in mij. En zou me nooit laten gaan.
Dat had hij me vier jaar eerder, aan het begin van onze relatie, al eens laten weten; op een regenachtige middag terwijl ik vol onzekerheden en strubbelingen huilend naast hem zat. Ik was aan het eind van mijn Latijn vanwege alle voorbije vriendjes die mij zeeën van energie hadden gekost. Niet omdat zíj erom vroegen, maar omdat ik onvermoeibaar wilde strijden voor de grenzeloze liefde.
En nu deze liefdevolle man.
Het brak me op, het was overweldigend; deze nieuwe invulling van mijn leven compleet met alle familieperikelen van een gescheiden man met jonge kinderen. Ik was de berg beklommen, maar voor mijn gevoel viel ik er telkens vanaf. En op het moment dat de top in zicht was, werd ik verlamd door angst.
Ik dacht dat ik het niet waard was om onvoorwaardelijk geliefd te zijn.
Zijn kindjes lagen achterin de auto te slapen en ik keek wanhopig voor me uit. “Ik kan het niet”, fluisterde ik met gruwelijke vrees voor de gevolgen. De stilte die volgde verkrampte mijn lichaam en alles wat ik nog bewegen kon. En toen zei hij kalm en vol vertrouwen: “Jij hoort bij mij. En ik geloof in jou.
Je kunt zeggen wat je wilt, maar ik laat je nooit gaan.”
De levenslust die me een paar seconden eerder had verlaten, hielp me langzaam weer overeind. Mijn vertwijfeling en angst lieten zich eindelijk meevoeren naar een tijd die nooit meer zou bestaan. Er ontstond ruimte voor geloof in elkaar en oprechte liefde dankzij een man die mij zag voor wie ik was.
En dus zei ik JA, die ene avond in Venetië.
Er volgden nog veertien maanden van voorbereiding, maar afgelopen december was het huwelijk een feit. Op 16 december. Alles waarvan ik gedroomd had, mocht er zijn met als hoogtepunt de viering in de kerk, een mystieke ervaring die op iedereen haar uitwerking had. Inclusief het moment waarop ons driejarige zoontje zijn meest dierbare bezit, een verfrommeld slaapdoekje, op mijn schoot legde om mijn tranen te drogen.
De status ‘middelpunt van de dag’ kon ik gelukkig samen met Andrew dragen, al bleef het een lastige ervaring.
Ik had geprobeerd er gewoontjes mee om te gaan en de spanning van de dag te negeren. Zo liep ik twee uur voorafgaand aan de plechtigheid met mijn bruidskapsel in de supermarkt voor een broodje, en besteedde ik aan mijn make-up niet meer dan een kwartiertje terwijl de klokken van de kerk al luidden, maar de trillende handen waarmee ik de laatste mascara aanbracht hielden mij niet langer voor de gek.
Het moment van de waarheid. Levensecht. Trouwen.
Niemand anders dan Didie Schackman kon op deze ‘heilige dag’, in deze waanzinnige droomjurk, het altaar van onze belofte betreden. En dat deed ik. Tientallen duizelingwekkende voetstappen, ondersteund door mijn vader, waarbij ik overal en nergens was. Toen ik eindelijk de hand van mijn vriend kon vastpakken, landde ik weer op aarde om vervolgens net zo snel op te stijgen, naar grote hoogte.
Het werd stil in de kerk.
Alsof een goede vriend ons meenam naar een wereld ver buiten deze aardbol, waar we samensmolten in het bijzijn van iedereen die deze middag de moeite had genomen om bij ons te zijn. Zelfs de mensen die er fysiek niet meer waren. We zagen de wijze glimlach van Jean-Paul, de broer van Andrew die op zesjarige leeftijd overleden was, de intrigerende en artistieke blik van Paul, mijn peetoom die de zomer voor ons huwelijk overleed, de onnavolgbare vrolijkheid van Bertje, mijn zwaar gehandicapte oom die mede dankzij mijn moeder een betekenisvol leven had geleid, en het ongekende kameraadschap van Sander, de basketbal vriend van Andrew die vanwege een noodlottig ongeval was overleden.
We namen elkaar bij de hand en keken elkaar aan. Dit is het. Ons waarom.
Inmiddels ben ik enkele maanden getrouwd en de wittebroodsweken hebben plaatsgemaakt voor grof volkoren. Officieel heet ik Van Hooijdonk, maar Schackman laat ik nog niet gaan (al was het maar om de vraag ‘ben jij de zus van Pierre?’ te ontwijken). Inderdaad, serieuzer wordt het niet. Maar dat wil niet zeggen dat de lol eraf is. Want Andrew en ik voelen meer dan ooit dat we leven.
Dat we er altijd voor elkaar zijn en onvoorwaardelijk geloven in ons gezin.












Fotografie door Manon de Koning.