Altijd maar op zoek naar waardering. Waarom toch, het is één van de kortst durende genoegens die er is. Als je eenmaal ‘gezien’ bent, staat het volgende verlangen alweer op de stoep. En dus probeer ik te begrijpen waarom ik gewaardeerd wil worden, voor het werk dat ik verricht en de persoon die ik ben. Misschien leer ik dan te verdragen dat er soms gewoon geen erkenning is, dat het stil wordt na een moment van euforie en dat er juist niemand op je zit te wachten.
Waardering vanuit jezelf
Het zou zoveel makkelijker zijn als ik die erkenning gewoon uit mezelf kan halen. Dat schouderklopje en die denkbeeldige veer, op voorraad in de kast zodat ik het kan pakken wanneer ik het nodig heb. Maar zo werkt het helaas niet: voor erkenning heb je meestal andere mensen nodig. Vooral de juiste. Een vriend van me zei ooit: “het gaat mij niet om het grote aanzien, ik hoop alleen dat mijn eigen kringetje ziet wat ik doe en daar trots op is.” En hij heeft gelijk. Ik moet niet de illusie hebben dat iedereen op mij zit te wachten, ook al hoop ik vurig dat mijn verhalen anderen helpen of het gevoel geeft dat ze er niet alleen voor staan.
Erkenning moet gaan om de mensen die dicht bij mij staan.
Heeft je ego waardering nodig?
Mocht mijn schrijven een groter publiek bereiken, dan is dat mooi zolang het geen doel op zich is. Het ego voorbij, zogezegd. En daarmee kom ik gelijk bij onze grootste verleider, dat vervelende ego. Want is dat niet de persoon die maakt dat we verlangen naar een buitensporige vorm van erkenning? Ik laat me niet langer voor de gek houden. Waardering door een intieme groep, zoals mijn vriend terecht vertelde, past bij een leven in aandacht.
En dus zal ik eerst de strijd met mijn ego moeten leveren.
Zien wat daardoor verstoord wordt en beseffen dat het niet nodig is. Dat ik me gelukkig mag voelen met de talloze ‘trots op jou’ berichtjes van familie en vrienden die me aan de lopende band toejuichen als ik weer eens geschreven heb. En dat ik me boven alles grenzeloos gewaardeerd mag voelen als mijn 2-jarige zoontje op mijn rug springt en roept: “mama is lief.”